09 november 2012

Litchfield en Kakadu

Bij een verblijf in Darwin is een bezoek aan de nabijgelegen nationale parken Litchfield en Kakadu natuurlijk niet te missen. Wie maar beperkte tijd heeft en niet over eigen vervoer beschikt, is al gauw aangewezen op een excursie in georganiseerd verband. Vandaar dat ik mij via internet had gewend tot Adventure Tours dat een driedaagse tour aanbood, waarbij de hoogtepunten van beide parken werden aangedaan. Na anderhalve dag acclimatiseren in Darwin, werd ik op dinsdagmorgen om half zeven opgehaald door Carl, onze gids voor de komende drie dagen. Zijn voertuig, een Mitsubishi Fuso met speciale cabine, bood plaats aan 16 passagiers, van wie het merendeel Duitsers, een drietal Fransen, een Iers stel, een Australische vrouwtje en een Zweedse met een zwaar Australisch accent. Op het Australische vrouwtje en mij na waren de meesten onder of misschien net boven de dertig. De Duitsers, drie stellen en een alleenreizend meisje, waren over het algemeen zeer vriendelijk en communicatief, op een stel na, dat mij al direct was opgevallen doordat het zonder te groeten de bus in was gestapt Hoewel ze Cristoph en Sophie heetten, had ik ze meteen Helumt und Helga gedoopt. Helmut had ondanks zijn 27 jaar al het lichaam van een secretaris van een middelgrote Zuid-Duitse plattelandsgemeente met bijbehorend kapsel, en deed voortdurend zijn best om het cliché van de betweterige Teutoon te bevestigen, waarbij hij vervolgens werd verbeterd door Helga, die even lang als breed was en een stem had waarmee je glas kon snijden, wat met name in de kloven die wij zouden bezoeken een huiveringwekkende ervaring zou blijken te zijn. Helga verbeterde niet alleen Helmut, maar ook anderen en voelde zich daarbij op geen enkele manier geremd door leeftijdsverschl of gangbare omgangsvormen. Toen het gesprek op een gegeven moment over het gevaar van teken ging en ik oppedrde dat het verstandig was om ze te verwijderen met een speciaal instrumentje dat ik toevallig bij me had, viel ze mij luidkeels in de rede met de mededeling dat je dat ook met de hand kon doen. Zij kwam namelijk van de boerderij en had dat altijd al gedaan en als iemand beweerde dat dat met een pincet of een ander instrument moest, dan was dat volslagen onzin. Dit alles met het volume van een brulboei. Het ontbrak er nog maar aan dat ze op een stoel was gaan staan en mij had aangewezen als de idioot die dergelijke onzin had uitgekraamd. Gelukkig werd zij onderweg in het algemeen overstemd door het lawaai van de auto en de muziek. Nadat iedereen was opgehaald, zetten wij koers over de beroemde Stuart Highway – de weg die Darwin in het noorden met Adelaide in het zuiden verbindt – naar Litchfield National Park. Na een tussenstop bij de magnetic termite mounds
bereikten wij Wangi Falls, waar onze gids Carl een verplichte waarschuwing over de gevaren van krokodllen gaf. Dat de plunge pools waar wij heen gingen, vrij van krokodillen waren, was een striven, geen garantie. Zwemmen was dus hoe dan ook op eigen risico. Carl vertelde het allemaal met weinig overtuiging. Voor hem was het een verplicht nummer, maar het moest nu eenmaal gezegd worden. Carl was van Letse afkomst. Zijn grootouders van zowel vaders- als moederskant waren in de jaren vijftig via Duitsland naar Australie gekomen op de vlucht voor het Rode Leger. Hij was in alle opzichten het prototype van de Australische outbackgids. Een fors gebouwde, joviale kerel die zijn informatieve praatjes doorspekte met geestige opmerkingen, die door het Duitse en Franse deel van het publiek echter maar zelden begrepen werden. Uit de watervallen in Litchfield kwam nog volop water naar beneden omdat ze, in tegenstelling tot die in Kakadu, door bronnen gevoed worden. Daardoor zijn ze het hele jaar actief. Onderaan de watervallen zijn kleine meertjes waar je kunt zwemmen, wat bij de tropische temperaturen letterlijk een verkwikkende ervaring is. Na Wangi Falls, dat wordt omgeven door de resten het tropisch regenwoud dat vroeger heel Noord-Australie bedekte, zetten wij koers naar Florence Falls, waaar we, verscholen achter een paar rotsen, een rock wallaby met jong ontdekten. Rock wallaby’s zijn nogal timide, kleine kangoeroes, iets groter dan een forse beverrat. Na Florence Falls, waar we ook een duik namen, reden we door het savannebos over de Kakadu Highway naar Corroboree Billabong voor een rondvaart.
Billabongs zijn onafhankelijke watersystemen, die ook in de droge tijd onder water blijven staan en daardoor allerhande dieren aantrekken, vooral vogels, vissen en natuurlijk de gevreesde zoutwaterkrokodillen. Het advies van onze schipper was dan ook om tijdens de rondvaart onze armen binnenboord te houden. Dat dat niets te veel was gezegd, bleek al gauw toen we tussen de waterlilies onze eerste ‘saltie’ ontdekten. Zoutwaterkrokodillen houden van mensenvlees, in tegenstelling tot hun zoetwatercollega’s die alleen per ongeluk een hap van je zullen nemen. Naast krokodillen zagen wij een Jabiru of zwarthalsooievaar, aalscholvers, twee zeearenden en zilverreigers in diverse soorten en maten. Bij terugkeer bleek Carl, die met zijn hengel op de oever was achtergebleven, een barramundi te hebben gevangen, een gewilde trofee voor de plaatselijke vissers.
De avond en nacht werden doorgebracht bij de Bark Hut Inn, een voormalige buffelfarm. Een barbecue met kangoeroevlees en de door Carl gevangen barramundi was ons avondmaal. Op de tonen van Bob Marley vervolgden wij de volgende ochtend onze weg over de Kakadu Highway, richting Ubirr. Helmut had inmiddels plaatsgenomen naast Carl, die nu werd bestookt met allerlei wetenswaardigheden die de superioriteit van Duitsland moesten aantonen, listig verpakt in vragen, zoals: Vat is ze fastest you have ever driven in a car? Zonder naar Carls antwoord te luisteren, vervolgde Helmut: Germany is famous for ze fact zat you can drive as fast as you vant. Peoples for all over ze world come to Germany. Ve call zis Autobahntourism.’ We ware inmiddels de Arnhem Highway opgedraaid en reden nog altijd door het oneindige savannebos, met zijn typische vegetatie van hoge eucalyptusbomen met kleine palmboompjes aan de voet. Een niet heel erg dichte begroeiing met om de zoveel tijd grote concentraties termietenheuvels. Op sommige stukken leek het alsof er bosbranden hadden gewoed omdat de stammen en de grond zwart geblakerd waren, maar dit was het gevolg van een traditionele wijze van bosbeheer van de Aboriginals. Door aan het begin van de droge tijd of na de eerste regens van het natte seizoen de grassen gecontroleerd in brand te steken, krijgen de jonge loten een kans. Tegenstanders menen echter dat deze duizenden jaren oude methode ertoe heeft geleid dat het tropisch regenwoud dat ooit Noord-Australie bedekte, plaats heeft gemaakt voor het oneindige savannebos. Nadat de vegetatie eerst dichter leek te worden, reden wij plotseling door de floodplains van de South Alligator River. Het leken weilanden met hier en daar een poeltje, maar binnen een paar weken zou dit hele gebied zijn veranderd in een grote binnenzee en was het onmogelijk om hier nog te komen met een auto. De Arnhem Highway is zo’n 15 kilometer verwijderd van de zee, maar het getij is zo sterk dat toen wij de rivier overstaken, hij landinwaarts stroomde. Dat is een van de redenen dat de zoutwaterkrokodillen ook in de zoetwaterkreken tereechtkomen. En niet alleen zij, zelfs haaien worden er wel eens gevonden. Na enige tijd sloegen wij linksaf, in noordelijke richting. In de verte werd de Arnhem Escarpment zichtbaar, de zandstenen bergrug die dwars door Arnhemland loopt, een autonoom gebied dat door de Aboriginals bestuurd wordt en waar je alleen met een speciale vergunning mag komen. Zandsteen is zacht en de bergtoppen zijn daardoor overal afgevlakt. Sommige delen die uit harder gesteente bestaan, zijn minder geerodeerd, waardoor het lijkt alsof ze her en der door de Grote Dobbelaar over het landschap zijn uitgerold. Door de regelmatige erosiepatronen doen de rotspartijen ook denken aan ruines van Maya-piramiden. Maar de grote attractie van Ubirr zijn de rotsschilderingen. Een ongelooflijke hoeveelheid schilderingen kregen wij te zien, in allerlei soorten en maten: spirituele, die volgens de Aboriginals door de oergeesten zijn geschilderd; educatieve, met
vertellingen in stripvorm over de gevaren van krokodillen; anatomische, waarbij dieren met ingewanden en al worden afgebeeld; en gewoon registrerende, bijvoorbeeld van een whitefellow, met zijn handen in zijn zakken, een belangwekkend detail voor een volk dat zelf naak rondloopt. De laatste schilderingen leidden ons naar een rotsplateau vanwaar we een ongeloooflik uitzicht hadden over de floodplains van de East Alligator River, met in het oosten Arnhemland. In de weinige poeltjes op de grote vlakte baadden of foerageerden vogels, zoals Jabiru’s en eksterganzen, terwijl op ooghoogte een wigstaartwouw langs kwam cirkelen. Over enkele weken zo dit hele gebied overspoeld zijn met regen- en zeewater. Het uitzicht was adembenemend. Na het middageten reden we verder naar Barramunid Gorge, uitlopend op opnieuw een plunge pool en een waterval. Hier dienden zich voor het eerst de vliegen aan, waarvoor van tevoren van verschillende kanten voor was gewaarschuwd. Onophoudelijk zoemden ze rond je hoofd of landden ze naast je lippen om je zweet op te liken. Alleen door systematisch met je hoed te wapperen, kon je ze verjagen. Of door het water in te gaan, want daar waagden ze zich niet. ‘s Avonds sloegen wij ons kamp op bij een luxe resort, maar zelf overnachtten we in een soort overdekte muskietennetten waar de hitte niet uit wilde wijken. Bij het avondeten vroeg Helmut mij: ‘Are you drinking zat beer? I drink zis!’ En hij hield een blikje VB omhoog, door Australiers Visitor’s Beer genoemd. Voor het slapengaan was er nog enige consternatie omdat er eerst een spin en toen een slang was gesignaleerd, maar nadat was vastgesteld dat geeen van beide gifitg was, werd het rustig. Van slapen kwam er weinig dor de aanhoudende klamme hitte. De vochtigheidsgraad zat tegen de honderd procent aan. Toen ik de slaap tegen de ochtend eindelijk kon vatten, sliep ik zo diep dat ik de wekker niet hoorde en bijna het ontbijt miste.
Met een halflege maag stapte ik in de bus en zetten wij koers de laatste twee bestemmingen van onze tocht, Twin Falls en Jim Jim Falls. Na meer dan honderd kilometer, waarvan vijftig over een dirt roas en vijftien over een 4WD-track midden door een drooggevallen kreek, bereikten we Twin Falls, waar op de parkeerplaats een ijsvogeltje ons bergroette.
Twin Falls is een dubbelwaterval, maar de straaltjes die naar beneden kwamen, waren weinig indrukwekkend. Over een week zou de toegangsweg worden afgesloten en de steiger waarover we de waterval moesten bereiken, worden ontmanteld en per helikopter worden afgevoerd. Er zouden slechts enkele tropische regenbuien nodig zijn om het gebied in een kolkende watermassa te veranderen. In Twin Falls mocht vanwege krokodillengevaar en om de schilpaddenpopulatie niet te verstoren, niet gezwommen worden. In Jim Jim Falls wel. Om daar te komen moesten we eerst met de auto een stuk over de 4WD-track om daarna te voet over steeds grotere rotsen te klauteren, waarvan sommige prachtig roze-wit gekleurd waren. Terwijl we langzaam de waterval naderden, klonk op eens galmend door de kloof de alles doordringende stem van Helga. Ze had haar lichaam op een rots weten te hijsen en stond daar als een zilverrug met haar spierballen te rollen: ‘I am ze king of ze world.’ Terwijl haar stem nog na-echode over het water, kwam het antwoord: ‘No, I am ze king of ze world’. Het was Helmut, die zich op een nog hogere rots had gehesen en de hele voorstelling nog eens dnnetjes overdeed. Hoewel er bij Jim Jim Falls geen water naar beneden kwam, afgezien van wat laatste drupels die het zandsteen tijdens de vorige regentijd had geabsorbeerd, was het toch de meest indrukwekkende van alle watervallen die ik de afgelopen dagen had gezien. Misschien doordat het zandsteen, dat zo zacht en poreus is, eruit zag alsof het door mensen was uitgehouwen en opgestapeld of doordat detocht erheen zoveel zwaarder was geweest dan naar de andere watervallen, of misschien wel omdat het de laatste was die we zouden zien, maar toen ik in het water dook en tussen de black breams zwom, was ik oprecht ontroerd. Er wachtte ons nog een terugweg van driehonderd kilometer, waarvan ruim de helft over dirt roads. Onderweg zagen buffels en wilde paarden, en een paardenkarkas waar Carl een week eerder een wild zwijn van had zien eten, en ook een zwerm geelgekuifde kaketoes die weigerde opzij te gaan voor onze truck. Door het gehobbel over de onverharde wegen, de vermoeienissen en indrukken van de afgelopen dagen en de uitputtende hitte begon iedereen langzaam weg te dommel. Boven het geraas van de motor was alleen als in een droom de stem van Helmut nog te horen: ‘Ze beer here is terribly expensive’ Maar tenslotte viel ook hij in slaap en bereikten we de Bark Hut Inn, waar we de eerste nacht hadden doorgebracht. Iedereen rolde de auto uit om zich tegoed te doen aaan ijs, frisdrank en andere lekkernijen waarvan we de agelopen dagen verstoken waren geweest. Onze gids Carl had een flesje gemberbier gekocht. Iedereen genoot van het moment. Na drie dagen in de wildernis was dit eenvoudige genoegen een zeldzaam genot. Terwijl ik mijn ogen sloot en een slokje Fanta nam, werd de stilte plotseling verstoord: ‘Karl, are you drinking ginger beer? Zat taste awful!’ Even later stapten we weer in en vertrokken voor de laatste etappe van onze reis. Aan de drukte op de weg, merkten we dat we langzaam aan weer terugkeerden in de beschaafde wereld.

28 juli 2009

Sprong in het diepe

De 50 nadert, de motorfiets is al besteld en op vakantie doen we echte mannendingen, zoals canyoning.


27 juni 2009

Olmo en zijn vriend Filipo waren een dagje naar het strand

Olmo en Filipo (Big Phil), twee Spaanse galgo's in Nederland, bezochten vorig jaar de ontmoetingsdag voor geadopteerde galgo's in Noordwijk.

15 juni 2009

Erasmusweg

Toen ik laatst in Delft moest zijn kreeg ik plotseling de aan- vechting om mijn oude woonhuis aan de Erasmusweg te bezoeken. Ik had al eens een gerucht gehoord dat het gesloopt zou worden. Daarom wilde ik voor het te laat was nog eens een blik werpen op de straat waar ik had leren lopen en de gemeenschappelijke tuin waar ik had leren voetballen. Het stond er allemaal nog. Ik had al eens eerder gezien dat alle blokken in de buurt voorzien waren van een pleisterlaag. Ons oude blok was in een soort bleek geel uitgevoerd, maar zag er verder goed onderhouden uit. Het deed me onwillekeurig sterk denken aan Berlijn, niet alleen vanwege het pleisterwerk, maar ook vanwege de bouw an sich. Die associatie is natuurlijk minder toevallig dan ik op het eerste gezicht dacht omdat de Erasmusweg is aangelegd toen het in puin geschoten Berlijn werd herbouwd. Crisisbouw. Toch viel het me niet tegen.
In de Ruysbroeckstraat liep ik naar het hek waar ik als klein jongetje nog ben gefotografeerd.
Van daaruit kon ik de tuin in kijken. Vroeger waren er houten, en later metalen klimrekken, waarop ik tot tweemaal toe een stuk van mijn voortand wist af te breken. Nu stond er een vrolijke schommel en een bord met wat er niet was toegestaan. Iemand had bedacht dat voetballen nu verboden was. In de loop der jaren is de jeugd misschien wel lastiger en brutaler geworden, waardoor alles nu via verbods- en gebodsborden moet worden gereguleerd, maar de mensen zijn ook een stuk gevoeliger en intoleranter geworden. Om voetballen te verbieden in zo'n prachtige langgerekte tuin is een staaltje van intense kleinzieligheid, dat overigens uitstekend in het huidige tijdsgewricht past. Je hoort tegenwoordig ook van mensen die klagen over de geluidsoverlast van schoolpleinen en crèches en uit frustratie daarover de peuters en kleuters bekogelen met voorwerpen.

26 mei 2009

Stilte

Ik ben een ambitieus mens, maar lui. Soms wellen in mij grootse ideeën op, of niet eens grootse, soms zelfs hele bescheiden, bijvoorbeeld het digitaal inplakken van de vakantiefoto's, maar nog nauwelijks heb ik het bedacht of er wellen allerlei bezwaren op. Er moeten nog boodschappen gedaan worden, of de hond moet uit, of de batterij van het fototoestel is leeg, of de kinderen moeten hockeyen. En voor je het weet is er een jaar verstreken. Maar nu zijn ze dan toch echt te bezichtigen. Op picasaweb:
http://picasaweb.google.com/Thijs59/Zomervakantie2008#
Natuurlijk ben ik te lui geweest om een selectie te maken. Hieronder toch een kleine keuze. Let wel, we hebben het nu over 2008.





Don Mateo wordt wakker

In zijn onmetelijke grootheid heeft don Mateo besloten vandaag wakker te worden.